Minister Harbers van Infrastructuur en Waterstaat heeft de tweede nota van wijziging voor het wetsvoorstel Wet Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing verstuurd naar de Tweede Kamer.

Waterschappen kunnen op grond van de Waterschapswet ervoor kiezen om voor onroerende zaken die in bemalen gebieden liggen een hoger tarief vast te stellen, en/of voor buitendijks gebied een lager tarief. Voor dergelijke tariefdifferentiaties heeft een waterschap geen belang nodig. Gemeenten hebben voor tariefdifferentiaties wel een belang (de baat) nodig. Zij moeten de op te leggen baatbelasting apart onderbouwen. Uit onderzoek blijkt dat zowel het onderbouwen van “de baat” als de onderbouwing van de kosten van de voorziening kwetsbaar zijn in procedures. Gemeenten lopen hierdoor juridische en financiële risico’s bij het bekostigen van voorzieningen via de baatbelasting. De tweede nota van wijziging schrapt daarom de woorden “gebaat kunnen zijn” uit de wettekst van het in het wetsvoorstel opgenomen art. 122 lid 3 sub c Waterschapswet. Hierdoor wordt niet alleen beter aangesloten bij de bedoeling van deze tariefdifferentiatie, maar ook bij de wijze waarop de overige tariefdifferentiaties zijn vormgegeven. Daarnaast wordt verduidelijkt: i) wat onder het begrip ‘potentieel heffingplichtige’ wordt verstaan en ii) wanneer het waterschap de tariefdifferentiatie kan toepassen bij het objectiveren dat er binnen het gebied sprake is van een verschillende mate van profijt.

Wetsartikelen:

Waterwet 122

Waterwet 121

Waterwet 120

Waterwet 119

Waterwet 118

Waterwet 117

[Nieuwsbron]

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Milieuheffingen

Regelgevende instantie: Staten-Generaal

Editie: 15 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

89

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen