Rechtbank Den Haag oordeelt dat X zich terecht beroept op het vertrouwensbeginsel. X kan en mag de teruggaaf, mede door de wisselende uitspraken van rechterlijke instanties, zien als een impliciete standpuntbepaling van de inspecteur.

X ontvangt na het indienen van de aangifte BTW over het vierde kwartaal van 2019 een volledige teruggaaf voor de plaatsing van de zonnepanelen. Later blijkt uit een brief van X dat de aftrek voorbelasting voor het plaatsen van de zonnepanelen in de aangifte te hoog is aangegeven, omdat hierbij ten onrechte ook rekening is gehouden met overige kosten. Op basis van deze informatie stuurt de inspecteur X een brief met daarin de mededeling dat de BTW-teruggaaf deels wordt verleend. Vervolgens blijkt dat door een 'misverstand' een volledig BTW-teruggaaf aan X is uitbetaald. De inspecteur legt een naheffingsaanslag op. In geschil is of het vertrouwensbeginsel aan de naheffingsaanslag in de weg staat.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X zich terecht beroept op het vertrouwensbeginsel. X kan en mag de teruggaaf, mede door de wisselende uitspraken van rechterlijke instanties, zien als een impliciete standpuntbepaling van de inspecteur. X heeft alle informatie verstrekt die relevant is voor de beoordeling van het teruggaafverzoek. Daarbij hoefde X of haar gemachtigde niet te begrijpen dat die informatie niet in aanmerking is genomen bij de beoordeling van de BTW-teruggaaf. Het tijdsverloop tussen de teruggaafbeschikking en de brieven van de inspecteur kan geen verandering brengen in het reeds gewekte vertrouwen. X' beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 15 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

574

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen