De Hoge Raad geeft uitleg over de zogeheten Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties (Stcrt. 2012, 26039). Op grond van de algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging zijn rechters gebonden aan de richtlijn. De richtlijn brengt niet mee dat het gewicht van de zaak altijd ‘gemiddeld' is als de zaak materieel wordt behandeld.
Belanghebbende, X, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank over de WOZ-waarde van zijn woning. Hof Den Haag stelt X in het gelijk op het punt van de waarde. In cassatie klaagt X echter over de berekening van de hoogte van de proceskostenvergoeding, die in strijd zou zijn met de richtlijn van de gerechtshoven.
De Hoge Raad geeft uitleg over de zogeheten Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties (Stcrt. 2012, 26039). Hoewel dit geen algemeen verbindend voorschrift is, zijn rechters op grond van de algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging wel gebonden aan de richtlijn, zo oordeelt de Hoge Raad. De richtlijn leent zich naar haar aard en strekking ertoe jegens de daarbij betrokkenen als rechtsregel te worden toegepast, aldus de Hoge Raad, en is daarmee ‘recht' in de zin van art. 79 Wet RO (vgl. HR 28 juni 1996, nr. 16012, NJ 1997, 495). De Hoge Raad verwerpt echter de stelling van X dat op grond van de richtlijn het gewicht van een WOZ-zaak altijd ‘gemiddeld' is als de zaak materieel wordt behandeld. De Hoge Raad overweegt dat de richtlijn betrekking heeft op vergoeding van de kosten van een taxatieverslag in WOZ-procedures. Als in dergelijke procedures uitsluitend nog de proceskosten in geschil zijn, bepaalt de richtlijn dat als wegingsfactor 0,5 kan worden aangehouden. Dit sluit echter niet uit dat ook in andere zaken de wegingsfactor op 0,5 wordt vastgesteld. De beslissing van een lagere rechter over de wegingsfactor is in cassatie slechts beperkt toetsbaar (HR 23 september 2011, nr. 10/04238, BNB 2011/265). In dit geval is het oordeel van het hof om een wegingsfactor van 0,5 te hanteren niet onbegrijpelijk. Het oordeel behoefde ook geen nadere motivering. Het cassatieberoep van X is daarmee ongegrond.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 1-b
Algemene wet bestuursrecht 8:75