De Staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging bij het implementatiewetsvoorstel ATAD 1 (35 030) naar de Tweede Kamer gestuurd.

In de nota van wijziging stelt de staatssecretaris een uitzondering voor op de earningsstrippingmaatregel voor PPS-projecten (publiek-private samenwerkingsprojecten oftewel PPS-projecten). De earningsstrippingmaatregel zoals opgenomen in het wetsvoorstel heeft door deze uitzondering geen gevolgen voor de financiering van op 25 oktober 2018 bestaande langlopende openbare-infrastructuurprojecten. Het gaat hierbij om bestaande projecten die verband houden met openbare infrastructurele projecten voor het ontwerp, de bouw, de financiering, het onderhoud of de exploitatie, waarvan de overheid (centraal of decentraal) opdrachtgever is. De uitzondering wordt voorgelegd aan de Europese Commissie omdat geen verboden staatssteun mag worden verleend. De maatregel treedt daarom in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, waarbij kan worden bepaald dat die maatregel terugwerkt tot en met 1 januari 2019.

In de nota naar aanleiding van het verslag gaat de bewindsman in op vragen van de leden van de Tweede Kamerfracties en van de beroepsorganisaties. Hij gaat onder meer in op vragen over de substance-eisen. Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie Deister Holding en Juhler Holding worden de substanceregels in art. 2d Uitvoeringsbeschikking VPB 1971 per 1 januari 2019 aangevuld met de mogelijkheid om op andere wijze aannemelijk te maken dat sprake is van geldige zakelijke redenen. Vooruitlopend op deze wijziging zal de Belastingdienst de in 2018 lopende verzoeken om zekerheid vooraf al beoordelen met inachtneming van de mogelijkheid om op andere wijze aannemelijk te maken dat sprake is van geldige zakelijke redenen.

Verder geeft de staatssecretaris aan dat het kabinet bewust kiest voor een aanvullende CFC-maatregel volgens model A, gericht op CFC’s in laagbelastende staten of staten op de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties zonder dat het betreffende gecontroleerde lichaam een wezenlijke economische activiteit uitoefent. De bedoeling is dat de maatregel als ‘stopbord’ werkt zodat dergelijke structuren via Nederland met als doel belasting te ontwijken effectief kunnen worden tegengegaan. Hierbij passen volgens het kabinet geen regelingen ter voorkoming van dubbele belasting anders dan de regelingen die in de richtlijn zijn opgenomen. De aanvullende CFC-maatregel krijgt hiermee in voorkomende gevallen een prohibitief karakter.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 29 oktober

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen