Aangezien een Nederlandse vennootschap – onder gelijke omstandigheden – recht zou hebben op de teruggaaf dividendbelasting, heeft X, een Spaanse vennootschap volgens de Hoge Raad ook recht op de teruggaaf.
Belanghebbende, X, een Spaanse vennootschap die aan de VPB is onderworpen, houdt een belang van 5,48% in Z nv, een Nederlandse vennootschap. X ontvangt in de jaren 2003-2005 dividend van Z nv. Op dit dividend is conform het Nederlands-Spaanse belastingverdrag 15% dividendbelasting ingehouden. X verzoekt – naar aanleiding van recente jurisprudentie van het HvJ EU – op 21 december 2006 om teruggave van de ingehouden en afgedragen dividendbelasting. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het verzoek van X mede had moeten opvatten als een verzoek om een VPB-aangifte uit te reiken. Het hof overweegt hierbij dat de inspecteur de brief van X ten onrechte uitsluitend als verzoek om toepassing van art. 10 lid 1 Wet DB had opgevat. Volgens het hof had de inspecteur VPB-aangiften moeten uitreiken en nihilaanslagen moeten opleggen met verrekening van de ingehouden dividendbelasting.De Hoge Raad oordeelt dat X recht heeft op verrekening van de ingehouden dividendbelasting. Volgens de Hoge Raad is het namelijk in strijd met het EU-recht om dividenden die aan een ingezeten vennootschap worden uitgekeerd anders te behandelen dan de dividenden die worden uitgekeerd aan een in een andere EU-lidstaat gevestigde vennootschap. Aangezien X zich binnen drie jaar na afloop van de jaren waarin de dividenden aan haar zijn uitgekeerd een verzoek om teruggaaf heeft ingediend, moet de inspecteur de teruggaaf verlenen.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Dividendbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 28 september

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen