Het Amerikaanse A Inc. houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. Begin 2007 koopt X bv voor $ 960 mln de aandelen in het Britse B Ltd. van A Inc. Eind 2009 verkoopt X bv de aandelen B Ltd. voor bijna € 1,2 mld weer aan A Inc. X bv realiseert hierbij een winst van bijna € 485,5 mln. X bv is van mening dat zij recht heeft op aftrek van het valutaverlies van € 183,3 mln op de initiële investering en het valutaverlies van € 274,3 mln op de waardeaangroei van de aandelen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het niet in aftrek toelaten van de valutaverliezen op de initiële investering in en de waardeaangroei van de aandelen in B Ltd., niet in strijd is met art. 43 VWEU. De rechtbank wijst hierbij op het X AB-arrest van het Hof van Justitie EU van 10 juni 2015, nr. C-686/13 (V-N 2015/32.13). De rechtbank merkt hierbij op dat de deelnemingsvrijstelling van art. 13 Wet VPB 1969 in geen enkele aftrek van valutaverliezen voorziet, ongeacht de vestigingsplaats van de vennootschap waarin een deelneming wordt gehouden. Volgens de rechtbank worden investeringen in deelnemingen die worden gehouden in een andere lidstaat, wat de niet-aftrekbaarheid van een wisselkoersverlies betreft, namelijk niet nadeliger behandeld dan soortgelijke investeringen in Nederland. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 43