Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt, anders dan de rechtbank, dat de eigenaarsvergoeding voor X een belaste vergoeding is voor het meewerken aan het afsluiten van een overeenkomst tot het vestigen van het zakelijk recht van opstal. X maakt een waardedaling van de landbouwgrond niet aannemelijk.

X exploiteert een landbouwbedrijf. In 2015 legt een nutsbedrijf in een perceel een nieuwe hoofdwaterleiding aan. X verleent een recht van opstal en ontvangt een vergoeding van € 11.180. X claimt daarvoor in zijn aangifte de landbouwvrijstelling, maar de inspecteur rekent het bedrag tot de winst. In beroep stelt X dat het bedrag een compensatie is voor de waardedaling van de landbouwgrond door de aanleg van de leiding. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X dit niet aannemelijk maakt, maar is het wel met X eens dat hij de landbouwgrond mag afwaarderen, omdat de grond minder waard is geworden. De inspecteur gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden stelt de inspecteur in het gelijk. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de eigenaarsvergoeding ziet op de waardeverandering van het perceel waarin de waterleiding is aangebracht en waarop het zakelijk recht van opstal is gevestigd. De eigenaarsvergoeding is een vergoeding voor de medewerking van X aan het op minnelijke wijze afsluiten van een overeenkomst tot het vestigen van het zakelijk recht van opstal. X maakt een waardedaling van de landbouwgrond niet aannemelijk, laat staan dat een eventuele waardedaling heeft geleid tot een waarde beneden de boekwaarde van deze landbouwgrond. Het beroep is gegrond.

Lees ook het thema De landbouwvrijstelling in de winstsfeer.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet inkomstenbelasting 2001 3.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Agro

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

46

Gerelateerde artikelen