Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat vergoedingen ter zake van parkeergelegenheid in of nabij de woning van de werknemer niet tot de vrije vergoedingen behoren.

Belanghebbende (maatschap X) stelt een personenauto ter beschikking aan een van haar werknemers, A. A stalt de auto in zijn garage en ontvangt hiervoor een vergoeding van € 100 per maand van belanghebbende. De inspecteur is van mening dat de vergoeding tot het loon van A behoort en legt een LB-naheffingsaanslag aan belanghebbende op. Belanghebbende stelt dat de vergoeding op grond van art. 13bis Wet LB reeds in de bijtelling voor het privégebruik van de auto is inbegrepen. Volgens belanghebbende wordt niet aan art. 15b lid 1 onderdeel r Wet LB toegekomen omdat art. 13bis Wet LB voorrang geniet boven art. 15b Wet LB. Rechtbank Breda oordeelt dat de conclusie van belanghebbende onjuist is. Volgens de rechtbank zijn de kosten van stalling reeds vergoed geweest via de hoogte van het autokostenforfait, zij het op een voor forfaits karakteristieke robuuste wijze. De inspecteur heeft de vergoeding volgens de rechtbank dan ook terecht tot het loon van A gerekend. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt – onder verwijzing naar de wettekst – dat vergoedingen ter zake van parkeergelegenheid in of nabij de woning van de werknemer niet tot de vrije vergoedingen behoren. Uit de wetsgeschiedenis blijkt volgens het hof dat de wetgever art. 15b lid 1 onderdeel r Wet LB uitdrukkelijk als reparatiewetgeving heeft bedoeld. De garagevergoeding behoort dan ook tot het belastbare loon. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hof 's-Gravenhage

7

Gerelateerde artikelen