De Hoge Raad oordeelt dat de verhuurderheffing in situaties van mede-eigendom in strijd is met het discriminatieverbod.
Belanghebbende, X, is met twee broers voor gelijke delen mede-eigenaar van 13 gereguleerde huurwoningen. De WOZ-beschikkingen voor alle 13 woningen zijn aan X bekendgemaakt, waardoor hij belastingplichtig is voor de verhuurderheffing en deze heffing verschuldigd is over de gemiddelde huurwaarde van drie woningen (na aftrek van de heffingsvrije voet voor 10 woningen). X voldoet voor 2013 een bedrag van € 77 aan verhuurderheffing, maar stelt daartegen vervolgens rechtsmiddelen in.
De Hoge Raad oordeelt dat de verhuurderheffing in situaties van mede-eigendom in strijd is met het discriminatieverbod. X heeft WOZ-beschikkingen ontvangen voor een aantal woningen waarvan hij mee-eigenaar is. Hij wordt voor de volledige waarde van die huurwoningen betrokken in de heffing, terwijl de andere mede-eigenaren van deze huurwoningen geen aanslag hebben gekregen. De Hoge Raad constateert dat de wet geen waarborg biedt dat de verschuldigde verhuurheffing bij mede-eigendom door alle mede-eigenaren wordt gedragen. Deze opzet van de verhuurderheffing leidt tot een verschil in behandeling tussen mede-eigenaren die wel en die geen WOZ-beschikking hebben ontvangen. Dit leidt tot een discriminatie die niet gerechtvaardigd kan worden door redenen van uitvoerbaarheid. De Hoge Raad verleent X teruggaaf van verhuurderheffing voor het bedrag van € 77.
Wetsartikelen: