X exploiteert samen met zijn medevennoot in de vorm van een vennootschap onder firma een coffeeshop. Tijdens een controle constateert de Belastingdienst een groot aantal gebreken in de administratie (onder meer ontbreken van kascontrole, negatieve kassen, negatieve brutowinstpercentage met betrekking tot de overige omzet, onverklaarbare verschillen tussen de aangegeven omzetten en de omzetten volgens de theoretische winstberekening). De Belastingdienst verwerpt de administratie van X en legt voor aanzienlijke bedragen navorderingsaanslag IB/PVV op over de jaren 2002 tot en met 2004. Rechtbank Arnhem is het eens met de inspecteur dat X niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht. Het feit dat X door het voeren van een administratie het risico loopt om strafrechtelijk te worden vervolgd, zet de op hem rustende fiscale verplichtingen niet opzij (HR 27 juni 2001, nr. 35 889, BNB 2002/27). De bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. De aanslagen die de inspecteur heeft opgelegd, berusten volgens de rechtbank op een redelijke schatting.
Hof Arnhem oordeelt dat art. 52 AWR van coffeeshophouders eist dat zij op systematische wijze de inkoop van softdrugs in de administratie vastleggen. Niet verwacht wordt dat coffeeshophouders beschikken over inkoopfacturen, maar ze moeten wel via dagstaten in hoeveelheden, soort sofdrugs en geld bijhouden op welke data inkopen zijn verricht en een hierop aansluitende kas- en voorraadadministratie voeren. Nu bij X een inkoopadministratie ontbreekt, acht het hof in navolging van de rechtbank omkering van de bewijslast gerechtvaardigd. X beroept zich in dit verband tevergeefs op het vertrouwensbeginsel. X toont niet aan dat de navorderingsaanslagen te hoog zijn. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de rechtbank dat de schattingen van de inspecteur niet willekeurig zijn. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de beslissing van de rechtbank.