Aan de heer X zijn in verband met een verzwegen bankrekening bij Van Lanschot Bankiers (VLB) in Luxemburg diverse IB-(navorderings)aanslagen met verhogingen c.q. vergrijpboetes (hierna samen: boetes) van 100% opgelegd. In de bezwaarfase zijn de boetes gematigd met 10 en 20% wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Het renseignement over de rekening is in februari 2005 door de FIOD ontvangen. X is in maart 2007 voor het eerst aangeschreven door zijn inspecteur. In geschil is primair of de inspecteur gebruik mag maken van de verlengde navorderingstermijn. De betreffende aanslagen zijn in twee series opgelegd. De eerste serie is eind 2007 opgelegd, de tweede serie eind 2008. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur bij het opleggen van de tweede serie aanslagen ogenschijnlijk circa zeven maanden heeft stilgezeten, doch hij maakt aannemelijk dat deze tijd is benut voor een extra hercheck van de namen. De eerste onderzoeksfase van twee jaar is gelet op de massaliteit van de gegevens en de te betrachten zorgvuldigheid ook niet onredelijk lang geweest. De eerste serie aanslagen is redelijk voortvarend opgelegd. Er is namelijk meerdere malen om informatie verzocht en X heeft het bestaan van de rekening steeds ontkend. De identificatie van X als rekeninghouder is betrouwbaar, gelet op de unieke combinatie van zijn achternaam en de achternaam van zijn echtgenote. Over 2001 en 2003 tot met 2007 had echter slechts de helft van het saldo van de rekening aan X toegerekend mogen worden. De beroepen van X zijn slechts in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16