Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de naheffing terecht is, aangezien voor de auto feitelijk geen BPM is betaald en dat X bv zich daarvan bewust is geweest.

X bv (belanghebbende) voert onder meer auto's in. De Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) kent aan een door X bv geïmporteerde auto in augustus 2008 een kenteken toe. Deze auto is vervolgens aan de handelsvoorraad van X bv toegevoegd. Na onderzoek door de FIOD-ECD stelt de inspecteur dat X bv via een tussenpersoon een RDW-medewerker heeft omgekocht. Deze heeft het kentekenregistratiesysteem zodanig gemanipuleerd dat het lijkt of X bv BPM voor de auto heeft betaald. In geschil is de aan X bv opgelegde BPM-naheffingsaanslag. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X bv gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat de naheffing terecht is, aangezien voor de auto feitelijk geen BPM is betaald en dat X bv zich daarvan bewust is geweest. X bv stelt vergeefs dat zij te goeder trouw heeft gehandeld door de BPM aan een tussenpersoon te betalen en dat het kentekenbewijs als rechtsgeldige kwitantie van de betaalde BPM heeft te gelden. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 8 april

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen