Belanghebbende, X bv, maakt samen met haar moedermaatschappij (E nv) deel uit van de X-groep. E nv geeft licenties voor de uitzendrechten van sportevenementen uit aan X bv, die de licenties weer in sublicentie uitgeeft aan gelieerde afnemers over de hele wereld. Met betrekking tot de royalty's die X bv ontvangt, is een ruling gesloten met de inspecteur. In haar VPB-aangifte over het jaar 2004 verantwoordt X bv haar winst conform de ruling. Hierbij wordt onder andere de buitenlandse bronheffing verrekend conform de pro-rata methode. In geschil is of X bv voor het jaar 2004 is gebonden aan de ruling. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X bv aan de ruling is gebonden. De rechtbank stelt onder andere vast dat de getroffen regelingen zijn aan te merken als vaststellingsovereenkomsten.
Hof 's-Gravenhage (MK I, 19 juni 2012, BK-11/00395, V-N 2012/51.2.1) oordeelt dat de inspecteur het aanbod van X bv heeft aanvaard en dat daarmee een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. Volgens het hof is X bv aan deze overeenkomst gebonden. Hieraan doet niet af dat X bv heeft afgezien van de verrekening van bron- of andere voorheffingen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 8 april