Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verdeling bij leven is geschied, zodat de verkrijging een schenking is en niet voortvloeit uit een uiterste wilsbeschikking. De blote eigendom behoort daarom wel tot de rendementsgrondslag in box 3.

Mevrouw X heeft de Franse nationaliteit en woont in Nederland. In 2011 krijgt X van haar ouders de blote eigendom van een woning in Frankrijk onder voorbehoud van het levenslange vruchtgebruik. Op dat moment is de waarde van de blote eigendom € 200.000. De vader van X overlijdt in 2012. Haar moeder leeft thans nog. Voor de IB-aanslagen over 2013, 2014, 2015 en 2016 is in geschil of de blote eigendom deel uitmaakt van de rendementsgrondslag in box 3. Volgens X is het vruchtgebruik naar Frans recht verkregen bij wijze vervroegde erfdeling en zij beroept zich daarom op art. 5.4 lid 3-a Wet IB 2001.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verdeling bij leven is geschied, zodat de verkrijging een schenking is en niet voortvloeit uit een uiterste wilsbeschikking. De uitzondering van art. 5.4 lid 3-a Wet IB 2001 is daarom niet van toepassing. De blote eigendom behoort tot de rendementsgrondslag met een waarde van € 200.000. X stelt vergeefs dat een Frans staatsburger anders wordt behandeld dan een Nederlands staatsburger. Er is namelijk geen sprake van vergelijkbare gevallen. De Nederlandse wetgeving kent geen verkrijging op basis van een vervroegde erfdeling. De beroepen van X zijn ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 13 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen