De Hoge Raad oordeelt dat niet duidelijk is of het hof de juiste criteria heeft gehanteerd bij de vaststelling dat er sprake is van arbeid in de zin van art. 22 lid 1 onderdeel b Wet IB 1964. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.

Belanghebbende, X, werkt als systeemprogrammeur voor A. In zijn vrije tijd ontwikkelt hij software waarmee het mogelijk is om op een pc aanpassingen en verbeteringen voor mainframeapplicaties te ontwikkelen. Hij stelt deze tool jarenlang om niet ter beschikking aan A en zijn collega’s. In 1995 richt X een onderneming, Z, op. Tot 2011 verricht deze onderneming geen activiteiten. In 2011 brengt X de tool in Z in. De tool wordt daarbij geactiveerd voor de WEV van € 250.000. In zijn IB-aangifte 2012 voert X een willekeurige afschrijving van € 100.000 op. De inspecteur corrigeert de aangifte en staat slechts een afschrijving van € 5000 toe. Volgens de inspecteur moet de tool worden geactiveerd tegen de historische kostprijs, van € 5000. In beroep stelt X dat sprake moet zijn van een inhaalafschrijving over het jaar 2011 van € 50.000, en een normale afschrijving over het jaar 2012 van € 50.000, zodat per saldo over het jaar 2012 een bedrag van € 100.000 aan afschrijving ten laste van het resultaat moet worden gebracht. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er bij de waardebepaling van de tool sprake is van nog niet gerealiseerde opbrengst van arbeid in de zin van art. 22 Wet IB 1964. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat niet duidelijk is of het hof de juiste criteria heeft gehanteerd bij de vaststelling dat er sprake is van arbeid in de zin van art. 22 lid 1 onderdeel b Wet IB 1964. Volgens de Hoge Raad moet namelijk worden vastgesteld of de werkzaamheden in het economische verkeer zijn verricht en of zij zijn gericht op het behalen van een geldelijk voordeel. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Hof 's-Hertogenbosch. Dit hof moet onderzoeken of X met zijn werkzaamheden in het kader van de ontwikkeling van de tool, arbeid heeft verricht in de zin van art. 22 lid 1 onderdeel b Wet IB 1964. De Hoge Raad geeft vervolgens nog een handreiking aan het hof voor het geval het hof vaststelt dat er inderdaad sprake is van dergelijke arbeid.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.94

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 december

Carrousel: Carrousel

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen