Rechtbank Limburg wijst het verzet van zwartspaarder, X, tegen de dwanginvordering af. De alsnog verstrekte informatie over verzwegen bankrekeningen is te laat.

Belanghebbende, X, is in 2000 door de Belastingdienst geïdentificeerd als houder van verzwegen buitenlandse bankrekeningen. X voldoet vervolgens niet aan de vanaf 2002 gedane verzoeken van de inspecteur om de vermogensontwikkeling op deze tegoeden alsnog op te geven. Gevolg zijn de aan X opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV en VB met boetes. X procedeert tot aan de Hoge Raad, gedeeltelijk met succes. Betreffende de jaren 2004 tot en met 2006 lopen er nog procedures bij de belastingrechter. X betaalt geen enkele aanslag. In oktober 2018 verstrekt X alsnog informatie aan de Belastingdienst over de betreffende bankrekening(en). De ontvanger vaardigt vervolgens dwangbevelen uit betreffende de niet betaalde navorderingsaanslagen. X verzet zich tegen de invordering van hetgeen, meer dan wegens inkeer, verschuldigd is.

De civiele kamer van Rechtbank Limburg wijst het verzet af. Het beroep van X op de uitzondering van art. 17 lid 3 Invorderingswet 1990 slaagt niet. De ratio van die bepaling is te voorkomen dat procedures die al zijn gevoerd of gevoerd hadden kunnen worden in de sfeer van de heffing, niet nog eens in de sfeer van de inning worden gevoerd. X miskent dat hij niet alleen valse aangiftes heeft gedaan, maar ook dat hij in ieder geval tijdens de fiscale procedures omtrent de belastingaanslagen feiten heeft achtergehouden. De eigen proceshouding van X staat volgens vaste rechtspraak er aan in de weg dat geconcludeerd moet worden dat de ontvanger niet in redelijkheid tot inning van de dwangbevelen mag overgaan. De uiteindelijke inkeer van X in 2018 is niet tijdig en niet vrijwillig.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Limburg

Editie: 18 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen