Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de navorderingsaanslag terecht is omdat X aanzienlijke buitenlandse spaar- en beleggingsrekeningen niet heeft aangegeven. Ook maakt hij niet aannemelijk dat hij hypotheekrente is verschuldigd op een familielening.

X maakt bezwaar tegen de primitieve aanslag IB/PVV 2014, waarin de inspecteur geen hypotheekrenteaftrek toestaat. Uit nader opgevraagde informatie blijkt dat X een deel van de hypotheek bij zijn familie heeft geleend en dat hij bank- en spaarrekeningen niet heeft vermeld in zijn aangifte. In geschil is of de navorderingsaanslag en vergrijpboete terecht zijn opgelegd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de navorderingsaanslag terecht, maar naar een te hoog bedrag, is opgelegd. Op grond van het belastingverdrag met Duitsland stelt de rechtbank vast dat X fiscaal inwoner is van Nederland. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift is de inspecteur bekend geworden met de buitenlandse spaar- en beleggingsrekeningen van X. Er is sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. De vereiste aangifte is niet gedaan omdat X niet aannemelijk maakt dat hij € 11.238 hypotheekrente is verschuldigd op een familielening. De rechtbank vermindert het box 3-inkomen, omdat de schatting van de inspecteur niet redelijk is. Ook wordt de hoogte van de vegrijpboete verlaagd. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen 4

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 19 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

349

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen