Belanghebbende, X, ontvangt bij beschikking van 4 december 2007 een voorschot kinderopvangtoeslag van € 4197. In 2008 wordt dit voorschot herzien naar € 3053. Per brief van 30 juni 2009 verzoekt de Belastingdienst/Toeslagen X om een jaaroverzicht kinderopvang 2008 toe te sturen. X doet dit per brief van 9 juli 2008. Per brieven van 23 december 2013 en 10 maart 2014 verzoekt de Belastingdienst/Toeslagen om aanvullende informatie. Wanneer de gewenste informatie (in het bijzonder de overeenkomst met het gastouderbureau) uitblijft, herziet de Belastingdienst/Toeslagen het bedrag van de toeslag op 16 april 2014 naar nihil. Bij beschikking van 20 mei 2014 wordt de kinderopvangtoeslag definitief vastgesteld en berekend op nihil.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de herziening van het toegekende voorschot kinderopvangtoeslag in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Hoewel de herziening van voorschotten in principe mogelijk is zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld, moet volgens de rechtbank uiterlijk binnen vijf jaar na afloop van het berekeningsjaar zekerheid zijn gegeven. De rechtbank wijst op de termijn van art. 21 Awir voor herziening van toegekende tegemoetkomingen. In het onderhavige geval heeft de Belastingdienst/Toeslagen na het opvragen van de vereiste informatie in juni 2009 zonder enige aanwijsbare reden ruim vier jaar gewacht voordat in december om aanvullende informatie werd gevraagd. Daarna heeft de Belastingdienst/Toeslagen na het verstrijken van de vijfjaarstermijn het voorschot herzien naar nihil en de definitieve toeslag eveneens gesteld op nihil. Dit is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, aldus de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 21
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 12 februari