Mevrouw X is in 2003 vanuit Nederland geëmigreerd naar België. X bewoont aldaar een eigen woning die met een hypothecaire lening is gefinancierd. X geniet in 2006 haar volledige arbeidsinkomen in Nederland, zijnde loon uit dienstbetrekking ad € 158.540. In haar ib/pvv-aangifte over 2006 kiest X voor binnenlandse belastingplicht. In deze aangifte geeft X het maximale eigenwoningforfait van € 8.900 aan en wordt een fors bedrag aan hypotheekrente afgetrokken, resulterend in € 70.339 als negatieve inkomsten uit eigen woning. Aangezien het Belgische inkomen in 2006 negatief is, geldt voor X de zogenaamde inhaalregeling. In 2006 dient daaraan € 70.339 te worden toegevoegd. X stelt dat zij wordt gediscrimineerd ten opzichte van inwoners van Nederland die overigens in gelijke omstandigheden verkeren. X stelt dat zij door afgifte van de beschikking inhaalregeling in een slechtere positie is komen te verkeren dan inwoners van Nederland die overigens in gelijke omstandigheden verkeren. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de aanslag van X door de keuze van binnenlandse belastingplicht niet hoger is dan de aanslag voor een binnenlands belastingplichtige die overigens in dezelfde omstandigheden verkeert. Gegrondbevinding van de grieven van X kan dus niet leiden tot een lagere aanslag. De grieven falen reeds daarom. Het is voorts niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel dat de beschikking inhaalregeling niet gelijktijdig met de aanslag is vastgesteld. In de beschikking zijn ook terecht de negatieve buitenlandse inkomens uit de voorgaande jaren, waarvan de omvang niet in geschil is, in aanmerking genomen. Het beroep van X is slechts gegrond, aangezien de stand van de inhaalregeling per 31 december 2006 onjuist door de inspecteur was berekend.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage
Editie: 13 februari