Belanghebbende, X, is sinds mei 1999 via zijn BV als hoofd facilities/bestuurder werkzaam bij woningstichting C. In december 1999 koopt X een pand van C onder de voorwaarde dat C bij de gemeente een aanvraag zal indienen om het bestemmingsplan te wijzigen zodat het pand voor meer doeleinden dan alleen voor een woningbouwvereniging gebruikt kan worden. In het geval de bestemmingswijziging niet op 1 augustus 2001 is geformaliseerd, dan heeft X het recht C te verplichten het pand - tegen een hogere bedrag- terug te kopen. De inspecteur legt een navorderingsaanslag IB 2000 op met een boete van 50%, omdat hij vindt dat de inkomsten uit het pand bij X zijn belast als andere inkomsten uit arbeid (artikel 22 lid 1 letter b Wet IB 1964).
Hof Amsterdam is het daar niet mee eens. Het hof is van oordeel dat vanaf de aankoop van het pand de voordelen die daaruit worden getrokken inkomsten uit vermogen vormen (2000) dan wel dat het pand (vanaf 1 januari 2001) tot de rendementsgrondslag in box III behoort. Het hof stelt het belastbaar inkomen in box 1 naar beneden toe bij naar ruim € 116.000 (fl. 255.555), onder meer omdat het door C betalen van de vernieuwing en reparatie van het dak van het aangekochte pand geen door X genoten voordeel is omdat het deel uitmaakt van de aankoopcondities. Het hof laat de vermindering van de boete door de rechtbank (tot 40%) wegens overschrijding van de redelijke termijn in stand maar de lange behandelduur geeft geen aanleiding de door X gevraagde immateriële schadevergoeding toe te kennen. Het hof verklaart het beroep van X gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Wet op de loonbelasting 1964 22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 27 maart