Belanghebbende, bv X, verstrekt in 2008 aan drie werknemers een vergoeding van ieder € 1.815 voor de inrichting van een werkruimte thuis. De inspecteur belast die vergoeding omdat hij van mening is dat bv X niet voldoet aan de voorwaarde dat de werkruimte een eigen opgang heeft. Bv X gaat in beroep. Rechtbank 's-Gravenhage vindt dat het geschil zich toespitst op de vraag of het criterium dat de werkruimte een naar verkeersopvattingen zelfstandig gedeelte van de woning moet zijn (zelfstandigheidscriterium) ook geldt als alleen een vergoeding voor de inrichting van de werkkamer wordt verstrekt. Volgens de rechtbank laat de uitvoeringsregeling loonbelasting zich niet anders lezen dan dat een belastingvrije vergoeding voor een werkkamer en voor de inrichting daarvan, niet mogelijk is, tenzij de werkkamer aan het zelfstandigheidcriterium voldoet. Voor de opvatting van belanghebbende dat dit criterium niet zou gelden als uitsluitend een vergoeding voor de inrichting wordt verstrekt, is in de tekst van de uitvoeringsregeling geen steun te vinden. De rechtbank oordeelt dat de vergoeding dus niet onbelast kan worden verstrekt. De rechtbank verklaart het beroep van bv X ongegrond, maar kent haar wel een proceskostenvergoeding van € 1.179 toe.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 9
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 30
Wet inkomstenbelasting 2001 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Employee benefits
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 27 maart