Hof Amsterdam oordeelt dat de door belanghebbende ontvangen schadevergoeding niet belast is. De vergrijpboete wordt verminderd tot 40

Belanghebbende, Y, is sinds mei 1999 via zijn BV als manager facilities / bestuurder werkzaam bij woningstichting C. De inspecteur belast X voor een bedrag van € 27.000, dat X heeft ontvangen als schadevergoeding voor het niet doorgaan van de verkoop van een pand, als opbrengst uit overige werkzaamheden.

Hof Amsterdam is het daar niet mee eens. Het hof heeft in de uitspraak betreffende de navorderingsaanslag IB 2001 geoordeeld dat, zo er al sprake is van een bij X te belasten voordeel, dit een voordeel is dat bij de aankoop van het pand in 1999 als loon uit dienstbetrekking in aanmerking genomen had moeten worden. De in 2002 ontvangen schadevergoeding is een opbrengst voor de niet doorgegane verkoop van het pand in 2001. Een dergelijke opbrengst - ook al is het pand opgenomen in de rendementsgrondslag van box 3 - is niet belast, aldus het hof. De inspecteur heeft ook onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt die tot de conclusie leiden dat sprake is van het rendabel maken van vermogen als bedoeld in artikel 3.91 Wet IB 2001. De (resterende) boeten van 50% acht het Hof passend en geboden. Het laat de vermindering in verband met een overschrijding van de redelijke termijn die door Rechtbank Haarlem is toegepast in stand. Voor een verdere vermindering is geen aanleiding. De lange behandelingsduur geeft volgens het Hof voorts geen aanleiding tot een immateriële schadevergoeding.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.91

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 27 maart

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen