Hof Den Haag oordeelt dat X in eerste instantie geen voornemen had om de tuingrond door te verkopen. De adviseur aan wie de tuingrond is doorverkocht, kwam namelijk pas in beeld in verband met de voorgenomen sloop van de kassen.

X sluit rond 2011/2012 een mondelinge overeenkomst met de buurman inzake de aankoop van zijn woning en tuingrond met kassen voor € 600.000. Hiervan is € 200.000 toe te rekenen aan de tuingrond. X wil dat zijn zoon in het huis gaat wonen en de tuingrond wil hij aan zijn eigen tuin toevoegen. De woning en de tuingrond worden uiteindelijk pas in februari 2016 geleverd. Een week later verkoopt en levert X de tuingrond aan een bv van zijn adviseur voor € 900.000. In geschil is de navorderingsaanslag, waarbij de verkoopwinst van € 700.000 bij X is belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Volgens Rechtbank Den Haag is de verkoopwinst niet belast. Ten tijde van de mondelinge overeenkomst was er bij X namelijk geen intentie tot doorverkoop. De inspecteur gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat X in 2011/2012 geen voornemen had om de tuingrond door te verkopen. De adviseur kwam namelijk pas begin 2014 in beeld in verband met de voorgenomen sloop van de kassen. Bovendien was X in november 2014 niet betrokken bij de aanvraag tot wijziging van het bestemmingsplan. X had daarom geen objectieve voordeelsverwachting in de zin dat door hem handelingen zijn verricht op een wijze die normaal actief vermogensbeheer te buiten gaat. Het beroep van de inspecteur is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 3.91

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 11 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

252

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen