Belanghebbende, onderneemster X, krijgt naar aanleiding van een boekenonderzoek navorderingsaanslagen IB opgelegd. De inspecteur stelt vast dat er negatieve kassen moeten zijn bij X en haar echtgenoot. X gaat in beroep tegen de navorderingsaanslagen en stelt dat zij beide jaren goud heeft verkocht en geld heeft geleend.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant acht het aannemelijk dat X met haar onderneming niet-aangegeven inkomen heeft gegenereerd ter hoogte van de ‘negatieve kassen' onder meer omdat X geen afdoende verklaringen geeft die op een andere herkomst van contant geld zouden kunnen duiden, en X geen winst uit onderneming heeft aangegeven, terwijl facturen erop duiden dat er nog wel ondernemingsactiviteiten waren. De rechtbank vindt omkering van de bewijslast in 2009 niet gerechtvaardigd, omdat het niet-geheven belastingbedrag (€ 600) niet is aan te merken als op zichzelf beschouwd aanzienlijk. Dat is anders voor 2010 omdat het bedrag van € 10.000 zowel verhoudingsgewijs als op zichzelf beschouwd wel aanzienlijk is. De rechtbank concludeert dat de vereiste aangifte niet is gedaan en dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. De rechtbank is van oordeel dat X niet heeft aangetoond dat de navorderingsaanslag te hoog is vastgesteld en oordeelt vervolgens dat de schatting van de winst door de inspecteur redelijk is. De rechtbank vermindert echter alsnog de navorderingsaanslag met een bedrag aan MKB-winstvrijstelling.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27
Algemene wet inzake rijksbelastingen 59
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 29 april