De Minister van Financiën heeft geantwoord op vragen vanuit de Tweede Kamer over de contouren van het UBO-register. Eerder is uiteengezet hoe Nederland, met inachtneming van de voorgeschreven kaders van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn, invulling zal geven aan de verplichting uit die richtlijn tot het opzetten van een register.

Bij de entiteiten waarvan UBO's worden geregistreerd wordt in beginsel aangesloten bij het Handelsregister. Dat geldt echter niet voor eenmanszaken en publiekrechtelijke rechtspersonen. Mogelijk worden fondsen voor gemene rekening ook opgenomen in het register. Er komt geen UBO-register voor express trusts en soortgelijke juridische constructies. Er zijn initiatieven om over te gaan tot automatische uitwisseling van UBO-gegevens tussen autoriteiten. Dit maakt dat het steeds moeilijker wordt om een andere jurisdictie op te zoeken om buiten het bereik van een UBO-register te blijven. Het kabinet kiest voor een openbaar UBO-register omdat hieraan minder administratieve lasten zouden zijn verbonden. Hierbij gelden er vier privacywaarborgen. Afscherming van gegevens bij bepaalde risico's is er daar één van. De minister gaat verder in op welke informatie moet worden verstrekt. Het niet, niet juist, niet volledig dan wel niet tijdig registreren van UBO-informatie zal worden gezien als economisch delict. Ook geldt er een terugmeldplicht bij gerede twijfel over de juistheid van informatie in het UBO-register. Tenslotte merkt de minister op dat het centraal aandeelhoudersregister (CAHR) wordt aangehouden tot het UBO-register verder is ontwikkeld.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Civiel recht algemeen

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 29 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen