Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de woonplaats van X in Nederland is gelegen. X heeft Nederland in 2015 namelijk niet verlaten en verbleef uitsluitend in zijn Nederlandse woning. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

X beschikt over een woning in Portugal en een huurwoning in Nederland, en verblijft sinds 2007 onafgebroken in Nederland. Omdat X geen IB-aangifte 2015 indient, legt de inspecteur een ambtshalve aanslag op. In geschil is of X in Nederland woont.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2019/3.1.5) oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de woonplaats van X in Nederland is gelegen. Het hof overweegt daarbij dat is gebleken dat X Nederland in 2015 niet heeft verlaten, en uitsluitend in zijn Nederlandse woning verbleef. Verder wijst het hof er op dat X in 2015 de beschikking had over bankrekeningen in Nederland en dat zijn bv statutair is gevestigd in Nederland. Het hof verwerpt de stelling van X, die interseksueel is, dat het verblijf in Nederland gedwongen was omdat het onmogelijk is een paspoort zonder geslachtsaanduiding te verkrijgen. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 3 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen