Rechtbank Den Haag oordeelt dat de legesheffing voor een omgevingsvergunning voor het opwaarderen van een hoogspanningslijn niet wordt beperkt door de Europese dienstenrichtlijn.

Belanghebbende, X bv, vraagt bij de gemeente een omgevingsvergunning aan voor het opwaarderen van een hoogspanningslijn. Het betreft het verzwaren van de staalconstructie en fundering van de masten. De omgevingsvergunning is aan X bv verleend en tegelijkertijd is een bedrag aan leges in rekening gebracht. X bv stelt dat de legesnota valt onder art. 13 van de Europese Dienstenrichtlijn. Dit betekent volgens X bv dat geen hoger bedrag aan leges in rekening kan worden gebracht dan de feitelijke kosten van de individuele aanvraag.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de legesheffing voor een omgevingsvergunning voor het opwaarderen van een hoogspanningslijn niet wordt beperkt door de Europese dienstenrichtlijn. De leges vallen in de eerste plaats niet onder het begrip ‘belastingen’ als bedoeld in art. 2 lid 3 van de dienstenrichtlijn. De rechtbank verwijst in dit verband naar de conclusie van de advocaat-generaal bij het Hof van Justitie EU voorafgaand aan het arrest van 30 januari 2018, nrs. C-360/15 en C-31/16, V-N 2018/9.18). De rechtbank oordeelt vervolgens dat art. 13 van de dienstenrichtlijn ook niet van toepassing is omdat de onderhavige (aanvraag voor een) omgevingsvergunning niet valt onder het begrip ‘vergunningstelsel’. Het gaat niet om dienstverlening specifiek voor dienstverrichters. Verder oordeelt de rechtbank dat voor de UAV 2012, naar welke regeling in de verordening wordt verwezen, is voldaan aan het kenbaarheidsvereiste.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 3 april

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen