Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een aanslag waterschapsheffingen van het waterschap Roer en Overmaas. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, waarna X beroep instelt. Rechtbank Limburg (rechter Oosterman) verklaart het beroep na een vereenvoudigde behandeling ongegrond. X gaat tegen de uitspraak met succes in verzet. Vervolgens verklaart dezelfde rechter (Oosterman) het beroep van X (opnieuw) ongegrond. X wenst in hoger beroep rechter Oosterman te wraken.
Hof 's-Hertogenbosch (EK I, 13 mei 2016, 15/00021, V-N 2016/44.14.1) oordeelt dat X zijn wrakingsverzoek tegen de rechter in eerste aanleg eerder had kunnen en moeten indienen. Uit de uitnodiging voor de zitting van de rechtbank had X kunnen opmaken dat de zaak na de gegrondverklaring van het verzet wederom zou worden behandeld door rechter Oosterman. Daarvan uitgaande had X een wrakingsverzoek bij de rechtbank kunnen en moeten indienen. Het in hoger beroep ingediende wrakingsverzoek is dan ook te laat. Het hof oordeelt inhoudelijk dat de heffingsambtenaar het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hoger beroep van X is wel gegrond omdat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend na de gegrondverklaring van het verzet.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:15