Belanghebbende, X bv, stelt op 26 januari 2011 beroep in tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar door de inspecteur. Rechtbank Breda verklaart (na een verzetsprocedure) het beroep niet-ontvankelijk omdat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de uitspraak op bezwaar niet is bekendgemaakt, en dat het ingestelde beroep derhalve een prematuur beroep is in de zin van art. 6:10 Awb. Omdat de inspecteur de verplichting houdt om de uitspraak op bezwaar op de voorgeschreven wijze bekend te maken, en de beroepstermijn daarna aanvangt, kan de omstandigheid dat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend volgens het hof niet leiden tot niet-ontvankelijkheid. De Hoge Raad oordeelt dat art. 6:10 en niet art. 6:12 Awb van toepassing is wanneer een belanghebbende, die niet bekend is met een genomen besluit, beroep instelt tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar (HR 29 november 2013, V-N 2013/60.6). Het hof heeft dit miskend. De beslissing van het hof om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank, kan echter wel in stand blijven. Na verwijzing oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant (opnieuw) dat het beroep van X bv tegen de weigering van de inspecteur op het bezwaar te beslissen niet-ontvankelijk is omdat het onredelijk laat is ingediend.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het onredelijk laat is ingediend. De vele procedures waarin X bv verwikkeld was, vormen geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding, zo oordeelt het hof in navolging van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 5 januari