X drijft een onderneming en monteert keukens voor keukenbedrijven bij particulieren thuis. Hij heeft hiervoor de beschikking over een Volkswagen Crafter. Nadat de keuken is geplaatst, moeten er af en toe nog kleine herstel- of vervangingswerkzaamheden aan de geplaatste keukens worden verricht. Bij het verrichten van deze servicewerkzaamheden maakt X gebruik van een Toyota Prius. X rekent de Prius tot zijn bedrijfsvermogen. De inspecteur is echter van mening dat de Prius niet tot het keuzevermogen behoort, maar tot het verplicht privévermogen, omdat het aantal zakelijke km's minder is dan 10% van de totale km’s. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de Prius tot het keuzevermogen behoort en dat X de auto derhalve tot zijn ondernemingsvermogen mag rekenen. Voor de etikettering moet volgens de rechtbank namelijk worden aangesloten bij het bijtellingsforfait en niet bij de hoofdregel (90%-grens).
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de auto tot het verplichte privévermogen behoort. Volgens het hof moet namelijk niet bij het bijtellingsforfait worden aangesloten, maar geldt de hoofdregel voor de vermogensetikettering. Een vermogensbestanddeel vormt verplicht privévermogen als het voor minder dan 10% zakelijk (en dus voor 90% of meer privé) wordt gebruikt. Nu X niet kan aantonen dat hij de auto voor meer dan 10% zakelijk heeft gebruikt, is het gelijk aan de inspecteur. Het hof overweegt daarbij dat de jurisprudentie waar de rechtbank naar verwijst betrekking heeft op de situatie van weinig tot geen privégebruik van de auto. Deze jurisprudentie is niet van toepassing wanneer er weinig tot geen zakelijk gebruik van de auto is.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 18 januari