Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de VAR-WUO van X bindend is voor de aanslagregeling over 2015. De inkomsten van X uit het klussenbedrijf in 2015 moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming.

Eiser exploiteert in de loop der jaren diverse ondernemingen. Vanaf maart 2015 exploiteert hij een klussenbedrijf. In verband met deze activiteiten vraagt hij een VAR-WUO aan. De inspecteur geeft vervolgens een VAR-WUO af. Bij de aanslagregeling geeft de inspecteur aan dat hij van mening is dat sprake is van ROW. X is het hier niet mee eens. Hij stelt daarbij dat een eenmaal afgegeven VAR-WUO bindend is in de sfeer van de Wet IB 2001 en wijst daarbij op de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland van 12 juli 2018, nr. 18/476 (V-N 2018/56.2.1).

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de VAR-WUO van X bindend is voor de aanslagregeling over 2015. De inkomsten van X uit het klussenbedrijf in 2015 moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming. De rechtbank gaat daarbij in op de door X aangehaalde uitspraak. Deze uitspraak verwijst naar de uitspraak van de rechtbank van 24 april 2018, nr. 17/3521. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn uitspraak van 18 juni 2019, nr. 18/00486 (V-N 2019/51.1.2) de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de Hoge Raad heeft het cassatieberoep op 15 mei 2020 (nr. 19/03604, V-N 2020/26.29.4) ongegrond verklaard met toepassing van art. 81 lid 1 Wet RO. De rechtbank volgt deze uitspraken niet, omdat het hof slechts heeft geoordeeld dat de VAR-WUO voor de IB alleen maar toepassing heeft via het vertrouwensbeginsel, maar niet heeft aangegeven waar deze rechtsopvatting op is gebaseerd. Omdat de Hoge Raad het cassatieberoep met toepassing van art. 81 Wet RO heeft afgedaan, en de rechtbank niet over de cassatiemiddelen beschikt, is onduidelijk of het standpunt van de rechtbank (de VAR-WUO is bindend voor de aanslagregeling) wel is beoordeeld, of dat alleen maar een oordeel is geveld over de mening van het hof (de VAR-WUO heeft voor de IB alleen maar toepassing via het vertrouwensbeginsel). De rechtbank stelt vervolgens vast dat X de VAR-vragen niet doelbewust onjuist heeft beantwoord en dat hij de VAR-WUO dus niet onder valse voorwendselen heeft aangevraagd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.157

Wet inkomstenbelasting 2001 3.156

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 18 januari

Carrousel: Carrousel

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen