Rechtbank Gelderland overweegt dat het enkele feit dat het waterschap jaarlijks de tarieven wijzigt via een wijzigingsverordening niet met zich meebrengt dat wijzigingsverordeningen van oudere jaren daarmee automatisch vervallen.

Belanghebbende krijgt op 30 november 2019 een aanslag watersysteemheffing opgelegd voor kalenderjaar 2017. Het waterschap wijzigt jaarlijks de tarieven voor de watersysteemheffing via een wijzigingsverordening. Belanghebbende stelt dat door de wijzigingsverordeningen in 2018 en 2019 geen aanslag meer kan worden opgelegd op basis van de wijzigingsverordening 2017. Er is volgens belanghebbende niet voorzien in overgangsrecht, waardoor de wijzigingsverordening 2017 is ingetrokken dan wel is komen te vervallen.

Rechtbank Gelderland overweegt dat het enkele feit dat het waterschap jaarlijks de tarieven wijzigt via een wijzigingsverordening niet met zich meebrengt dat wijzigingsverordeningen van oudere jaren daarmee automatisch vervallen. Op grond van art. 11 lid 3 AWR moet een aanslag binnen drie jaar na ontstaan van de belastingschuld worden vastgesteld. Hier is aan voldaan. Voor het intrekken van een verordening is op basis van art. 110 Waterschapswet een specifiek besluit nodig. Dit is niet gebeurd. De wijzigingsverordening 2017 biedt derhalve nog een grondslag voor het opleggen voor een aanslag voor kalenderjaar 2017 in 2019.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 18 januari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen