De voormalig staatssecretaris van Financiën heeft afgezien van het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch van 17 oktober 2019, nummers 18/00716 en 19/00047, waarbij het hof heeft beslist dat de verkoopkosten deelneming deels aftrekbaar zijn.
De Hoge Raad heeft in het voorafgaande arrest de rechtsregel geformuleerd dat uitsluitend kosten die verband houden met de daadwerkelijke verwerving of vervreemding van een specifieke deelneming worden geraakt door het aftrekverbod van art. 13, lid 1 van de Wet op de vennootschapsbelasting. Een verband tussen de kostenpost en de verwerving of vervreemding van een deelneming kan slechts bestaan als die verwerving of vervreemding doorgang vindt.
In de onderhavige casus waren er in een eerder stadium kosten gemaakt voor een verkooppoging, die uiteindelijk is afgeketst. Deze kosten zouden in die fase niet zijn gemaakt indien de verkooppoging niet zou hebben plaats gevonden. De kosten vallen daarom niet onder het aftrekverbod.
Ingevolge het arrest brengt goed koopmansgebruik mee dat voor kosten ter zake van een voorgenomen aankoop of vervreemding deelneming een transitorische actiefpost op de balans moet worden opgenomen totdat vaststaat of de aankoop of vervreemding doorgang vindt. Op het moment dat vaststaat dat de aan- of verkoop doorgaat, dient de actiefpost te worden afgeboekt en moet worden bepaald in hoeverre het bedrag van de afboeking onder de deelnemingsvrijstelling valt.
De voormalig staatssecretaris is van mening dat dit oordeel juist is en heeft het ingestelde cassatieberoep ingetrokken.
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Vennootschapsbelasting