Een man maakt niet aannemelijk dat hij in 2015 rente heeft betaald voor restschulden. Hof Den Bosch oordeelt dat hij dan ook geen recht heeft op renteaftrek. 

De zaak (3 oktober 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3634) verloopt als volgt. Een man verkoopt in 2013 zijn woning. In zijn aangifte inkomstenbelasting over 2015 trekt hij rente voor restschulden af. Het gaat hierbij om een lening bij ABN Amro van € 21.968, een lening bij ING van € 25.500 en een lening bij een derde van € 8.775.

Volgens zowel Rechtbank Zeeland-WestBrabant als Hof Den Bosch claimt de man ten onrechte renteaftrek. De man maakt namelijk niet aannemelijk dat hij in 2015 ook daadwerkelijk rente heeft betaald over de leningen bij ABN Amro en ING. Voor de lening bij de derde maakt de man niet aannemelijk dat het hier gaat om een restschuld.

Belang voor de praktijk

De restschuldregeling is terug te vinden in art. 3.120a Wet IB 2001. Een restschuld is alleen een restschuld in box 1 (met renteaftrek) als deze is ontstaan in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 door verkoop van een eigen woning met verlies. De rente over dergelijke restschulden is maximaal vijftien jaar aftrekbaar. Is de schuld voor 29 oktober 2012 of na 31 december 2017 ontstaan, dan valt deze schuld in box 3.

Wie eigenwoningrente wil aftrekken, moet aannemelijk kunnen maken dat het om een eigenwoningschuld gaat. Datzelfde geldt voor restschulden in box 1. Als de belastingplichtige dit niet aannemelijk kan maken, kan de inspecteur een streep door de renteaftrek zetten. Voor verbouwingsleningen geldt dat in nog hogere mate. Daarvan moeten de verbouwingskosten met schriftelijke stukken kunnen worden bewezen (art. 3.123 Wet IB 2001).

Als wel aannemelijk is dat het om een eigenwoningschuld of restschuld gaat, is de vervolgvraag of er rente is betaald door de belastingplichtige. Als dat niet het geval is, is deze ook niet aftrekbaar. In deze zaak was de man in achterstand geraakt. De niet-betaalde rente kon dan uiteraard ook niet worden afgetrokken. Het kan echter ook zijn dat bijvoorbeeld een ouder de rente voor een kind betaalt. In dat geval kan noch de ouder (niet de schuldenaar), noch het kind (rentelast 'drukt' niet op het kind; art. 3.110 Wet IB 2001) de rente in aftrek brengen. De ouder kan in een voorkomend geval beter het kind een schenking doen, waarna het kind zélf de rente aan de geldverstrekker betaalt. In dat geval is de rente bij het kind wel aftrekbaar. Zie over rentebetaling door een ander ook onderdeel 7 van het besluit van 10 juni 2010, nr. DGB2010/921.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

134

Gerelateerde artikelen