De in de Voorjaarsnota 2023 aangekondigde aanscherping van de earningsstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen leidt tot een nog complexere vennootschapsbelasting. Dit staat in de reactie van de NOB op de aangekondigde maatregel. Voorgesteld wordt om bij vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed de drempel van 1 miljoen euro uit art. 15b, lid 1, sub a Wet VPB 1969 buiten toepassing te laten.
De NOB voorziet onder meer een afbakeningsprobleem met betrekking tot de beoogde aanscherping dat tot verdere complicering van de vennootschapsbelasting en daarmee samenhangende uitvoeringsproblematiek leidt. De Orde verwacht discussies met de Belastingdienst over de vraag of een specifieke belastingplichtige kwalificeert als vastgoedlichaam in de zin van de maatregel of niet. Verder is nog niet duidelijk hoe het kabinet ‘aan derden verhuurd’ in dit kader wenst in te vullen. Ook zal de vraag opkomen wanneer een lichaam dat ook andere activiteiten ontplooit, als ‘vastgoedlichaam’ kwalificeert. En is er onduidelijkheid over de beoogde reikwijdte van de entiteiten waarop de maatregel van toepassing zal zijn. In de Voorjaarsnota wordt namelijk afwisselend gesproken over vennootschappen, vastgoed-bv’s en vastgoedlichamen.
Naast de afbakeningsproblematiek gaat de NOB in op de samenloop met de fiscale eenheid, de handel in vastgoedlichamen-rente, de rechtszekerheid en de strijdigheid met ATAD1 en/of met EU-staatssteunregels.
Lees het volledige commentaar.
Bron: NOB
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Vennootschapsbelasting