De Hoge Raad heeft op 6 juni 2014 beslist dat de omzet die een woningcorporatie heeft gerealiseerd met de verkoop van bestaand bezit niet in de noemer van de zogenoemde pro rata hoeft worden meegenomen. Dit is een gunstige uitkomst, omdat de btw op algemene kosten daardoor voor een groter deel in aftrek kan worden gebracht. Deze uitspraak is van groot belang voor toekomstige, nog lopende en reeds afgewikkelde pro rata verzoeken, met name als daar tijdig bezwaar tegen is gemaakt.
Veel instellingen hebben de afgelopen jaren de btw op algemene kosten teruggevraagd. Deze btw is pro rata aftrekbaar. Het pro rata percentage wordt bepaald door de btw-belaste omzet te delen op de totale omzet. De Belastingdienst heeft daarbij in veel gevallen het standpunt ingenomen dat de opbrengsten van de verkoop van bestaand bezit (veelal btw-vrijgestelde omzet) moest worden meegenomen in de totale omzet, met als gevolg dat het pro rata aftrekpercentage daalde. Uiteindelijk gevolg van dit standpunt is dat van de btw op de algemene kosten minder kan worden teruggevraagd. De Hoge Raad heeft de visie van de Belastingdienst niet gevolgd. Kern van de uitspraak is dat de verkoop volgens de Hoge Raad onvoldoende samenhang heeft met de gebruikelijke activiteiten van een woningcorporatie, het is niet een noodzakelijk verlengstuk van de verhuur van woningen. PwC onderschrijft deze uitkomst zeer.
 
Deze uitspraak is van groot belang voor toekomstige, nog lopende en reeds afgewikkelde pro rata verzoeken, met name als daar tijdig bezwaar tegen is gemaakt, of als daarbij (in een enkel geval in overleg met de Belastingdienst) een voorbehoud is gemaakt voor de uitkomst van deze zaak.
 
Bron: Hoge Raad, 6 juni 2014, nr. 12/05835, ECLI:NL:HR:2014:1315
 

Bron: PwC

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Omzetbelasting

10

Gerelateerde artikelen