Het Europese Hof van Justitie heeft op 2 oktober 2014 geoordeeld dat de plaats van levering van goederen die intracommunautair worden vervoerd om te worden bewerkt, waarna de afgemaakte goederen worden vervoerd naar de uiteindelijke afnemer van de goederen, de plaats is waar de goederen zich ná de bewerking bevinden. Dit kan grote administratieve gevolgen hebben voor uw onderneming.
De uitspraak
Kort gezegd oordeelt het HvJ EU dat gekeken moet worden naar de (contractuele) afspraken tussen partijen over de staat van de te leveren goederen. Als de leverancier afspreekt dat hij zijn afnemer bewerkte goederen zal leveren, en hij deze goederen eerst naar een andere lidstaat vervoert om ze daar de overeengekomen bewerken te laten ondergaan om ze vervolgens naar zijn afnemer te (laten) vervoeren, zal de levering plaatsvinden ná de bewerking. Deze verzending naar de bewerker in de andere lidstaat is uitsluitend bedoeld om de goederen in overeenstemming te brengen met de contractuele verplichtingen van de leverancier, zodat ze daarna in de afgesproken status naar de afnemer kunnen worden verzonden.
Op grond van de relevante btw-regels is de plaats van levering ‘de plaats waar het goed zich op het tijdstip van de aanvang van de verzending of het vervoer naar de afnemer bevindt'. In het onderhavige arrest betekent dit dat de lidstaat waar de bewerker is gevestigd, wordt aangemerkt als de plaats van levering.
Het HvJ EU maakt in de onderhavige situatie ook nog expliciet duidelijk dat de levering niet als één intracommunautaire levering kan worden gezien zien op grond van de redenering dat de bewerking slechts een tijdelijke onderbreking van het vervoer is.
De praktijk
Deze uitspraak benadrukt dat de bewerking van goederen door een derde partij in een andere EU-lidstaat dan die waar de oorspronkelijke goederen vandaan komen, significante gevolgen kan hebben voor de verplichtingen op het gebied van btw-compliance voor uw onderneming in de EU-lidstaat waar de goederen tijdens het transport bewerkt worden. Uit de uitspraak maakt PwC op dat dit niet alleen geldt in het geval dat de eindbestemming van de goederen gelijk is aan de lidstaat waar ook de bewerking plaatsvindt, maar ook wanneer de aanvang van het vervoer, de bewerking en de eindbestemming in drie verschillende lidstaten plaatsvinden.
Tot slot merkt PwC nog op dat de beperkte uitleg van het HvJ EU over het in overeenstemming brengen met de contractuele verplichtingen van de leverancier nog vragen oproept. Bij het bewerken van een halffabricaat tot een eindproduct kunnen we volgen dat de leverancier pas voldoet aan zijn contractuele verplichtingen als de leverancier het bewuste eindproduct heeft bewerkt. Dit arrest kan echter ook ruimte bieden voor lokale belastingautoriteiten om dit principe ook zover door te trekken dat bijvoorbeeld het verpakken of ‘ompakken' van goederen onder de reikwijdte van dit arrest vallen als de afnemer van de goederen specifieke voorwaarden stelt aan de wijze van verpakken.
Bron: PwC
46