Het Register Belastingadviseurs (RB) heeft gereageerd op de voorgestelde maatregelen van de Implementatiewet wijziging vierde antiwitwasrichtlijn. Het RB ziet vooral aandachtspunten voor de wetgever bij de uitbreiding van de reikwijdte van de Wwft, de meldingsplicht voor bemiddeling bij verhuur van onroerend goed en raadpleging van het UBO-register door instellingen.

Ten aanzien van de aanpassing van de groep van personen en bedrijven op wie de Wwft van toepassing is, geeft het RB aan dat het nieuwe begrip ‘in hoofdzaak’  niet nader wordt ingevuld en stelt voor om aan te sluiten bij het fiscale criterium ‘hoofdzakelijk’, waaronder 70% of meer wordt verstaan. Het begrip ‘in hoofdzaak’ heeft betrekking op de mate waarin de doelgroep van de Wwft beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten onderneemt die onder de reikwijdte van de wet valt.

Verder is de introductie van het criterium ‘al dan niet via andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen’ aanzienlijk ruimer dan het criterium dat de Europese richtlijn aanhoudt. Als dit niet nodig is, stelt het RB voor om aan te sluiten bij de richtlijn om een verdere reikwijdte van de regeling te voorkomen.

De bemiddeling bij de verhuur van onroerende goed valt ook onder de reikwijdte van de Wwft als de maandelijkse huurprijs € 10.000 of meer bedraagt. Het RB vraagt om een verdere verduidelijking hiervan. Hoe moet worden omgegaan met huurkortingen waardoor de huurprijs per saldo minder bedraagt dan € 10.000 per maand? Moet bemiddeling waarbij de huurovereenkomst uiteindelijk niet tot stand komt ook worden gemeld? Geldt de Wwft voor de bemiddelaar of moet worden gekeken naar iedere afzonderlijke bemiddeling? Kortom, verduidelijking van de wetgever op dit punt is wenselijk.

Tot slot wordt opgemerkt dat de voorgestelde wijziging impliceert dat er voor alle instellingen die onder de reikwijdte van de Wwft vallen een verplichte inzage in het UBO-register geldt bij het cliëntenonderzoek. Dit betekent dat dit geldt voor alle ‘Wwft-beroepsactiviteiten’ van banken, andere financiële ondernemingen of natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen. Er dient namelijk een bewijs van inschrijving van de uiteindelijke belanghebbende van de cliënt in het UBO-register aan het dossier te worden toegevoegd. Er geldt tevens een verplichting om terugmeldingen te doen bij geconstateerde onjuistheden. Dit brengt extra administratieve lasten en kosten met zich mee. Het RB vraagt daarom om een nadere toelichting.

Bron: Redactie Taxlive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingrecht algemeen

1

Gerelateerde artikelen