Flynth adviseurs en accountants juicht het toe dat de Staatssecretaris van Financiën in de gepubliceerde verkenning ‘Aan het werk met de werkkostenregeling' met twee oplossingsrichtingen komt voor de vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling.

 

Wegnemen knelpunten 

Onder de huidige regeling moet per tijdvak beoordeeld worden of de forfaitaire ruimte wordt overschreden. Om per tijdvak te kunnen toetsen of de vrije ruimte eventueel wordt overschreden, moet er een aansluiting zijn tussen de financiële administratie en de salarisadministratie. Veel ondernemers in met name het MKB zien deze bepaling als een administratief knelpunt. De loonheffingen – en daarmee ook de werkkostenregeling – gaan immers uit van heffing en afdracht per tijdvak. De salarisadministratie wordt daartoe periodiek afgesloten bij de uitbetaling van het tijdvakloon (veelal een maandaangifte), terwijl voor de financiële boekhouding vaak wordt aangesloten bij de btw-aangifte (kwartaalaangifte). Een mogelijke oplossing voor dit knelpunt is om de eindheffing van 80 procent, net als de crisisheffing, pas per 31 maart van het volgende kalenderjaar te belasten. 

Noodzakelijkheidscriterium

Door het introduceren van een noodzakelijkheidscriterium worden vergoedingen en verstrekkingen die noodzakelijk zijn voor de vervulling van een dienstbetrekking niet als belastbaar loon aangemerkt. Flynth staat in beginsel positief tegenover het idee om – met behulp van het noodzakelijkheidscriterium met een open norm voor werkkosten – de loonheffing te vereenvoudigen. Toch verwachten we dat aanvullende regels onvermijdelijk zijn en daarom hebben we enige reserve bij de invoer van het noodzakelijkheidscriterium. 
 
We achten het van belang dat in de discussie over het al dan niet introduceren van een noodzakelijkheidscriterium rekening wordt gehouden met het volgende:
 
■ Met de introductie van het noodzakelijkheidscriterium kunnen bepaalde vergoedingen en verstrekkingen, die vooralsnog onder de vrije ruimte moeten worden gebracht, onbelast worden vergoed of verstrekt (denk hierbij met name aan de tablet). Als deze maatregelen budgetneutraal moeten zijn, moet de forfaitaire ruimte van 1,5 procent naar verwachting worden verlaagd. Door deze verlaging zal het midden- en kleinbedrijf (inclusief de land- en tuinbouw) nog eerder met een overschrijding van de forfaitaire ruimte te maken krijgen: in deze sector werken immers veel parttimers. Wordt de forfaitaire ruimte inderdaad verlaagd, dan kan een werkgever deze al snel overschrijden enkel door het geven van een personeelsfeest of het verstrekken van een kerstpakket.
 
■ Als achteraf blijkt dat niet aan het noodzakelijkheidscriterium wordt voldaan, dan kan de werkgever met een heffing worden geconfronteerd. In zijn verkenning geeft de staatssecretaris aan dat de bewijslast om te bewijzen dat de voorziening (primair) met een oogmerk van bevoordeling/beloning van de werknemer is gegeven, bij de inspecteur ligt. Daarbij geeft de staatssecretaris ook aan dat – in de situatie waarin de werknemer ook aandeelhouder is in het lichaam waarvoor hij werkzaamheden verricht, de hoedanigheid van werkgever en werknemer in bepaalde mate door elkaar lopen en dat in dergelijke gevallen geen overwegende betekenis zal worden toegekend aan het oordeel van de werkgever over de vraag of van een noodzakelijke voorziening sprake is. Hetzelfde kan gelden in familieverhoudingen of in anderszins gelieerde verhoudingen. Familiebedrijven kunnen hierdoor achteraf met naheffingen worden geconfronteerd. Naar onze mening moet de onbelaste vergoeding of verstrekking in bepaalde situaties buiten twijfel gesteld worden om discussies daarover te voorkomen en de daarmee gepaard gaande kosten voor de ondernemer. Eén en ander kan de staatssecretaris vormgeven in een Besluit.
 
■ De introductie van het noodzakelijkheidscriterium kan gevolgen hebben voor diverse mobiliteitsregelingen. Denk bijvoorbeeld aan de huidige gerichte vrijstelling voor verhuiskosten. Veel gevallen zullen niet voldoen aan het noodzakelijkheidscriterium, waardoor in dat geval – ervan uitgaande dat geen specifieke maatregel wordt getroffen – de werkgever niet langer onbelast verhuiskosten kan vergoeden. Zonder specifieke maatregel worden ondernemers die in het kader van het ‘duurzaam ondernemen' een verhuisregeling kennen benadeeld.

Inwerkingtreding

De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij verwacht in het pakket Belastingplan 2014 met concrete voorstellen te komen. Voor ondernemers is nu onduidelijk of de te verwachten voorstellen al per 1 januari 2014 worden ingevoerd, waardoor mogelijk ook het forfait gaat dalen. Dit ontmoedigt ondernemers om al per 1 januari 2014 over te gaan. Bovendien kan dit mogelijk nadelige gevolgen hebben voor de ondernemers die al wel de werkkostenregeling toepassen. Het is naar onze mening verstandig dat de staatssecretaris op korte termijn duidelijkheid geeft over de inwerkingtreding van de aangekondigde aanpassingen.
 

Bron: Flynth

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Loonbelasting

5

Gerelateerde artikelen