De NOB is van mening dat de voorgestelde regeling in het wetsvoorstel Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage op hoofdlijnen goed in elkaar steekt en een relatief overzichtelijke en evenwichtige indruk maakt. De NOB heeft wel een aantal vragen en opmerkingen. De Orde suggereert de staatssecretaris te vragen hoe de cijns in de Mijnbouwwet zich verhoudt tot de voorgestelde regeling in de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage.
Verder heeft de Orde vragen over de interactie tussen de solidariteitsbijdrage en de fiscale eenheid voor de VPB. Het is de Orde onder meer niet duidelijk hoe de winst van de bijdrageplichtige die in de referentieperiode deel uitmaakte van een fiscale eenheid moet worden bepaald met inachtneming van de voorgestelde regeling. De Orde verzoekt om een nadere toelichting en zo nodig te voorzien in heldere verdeelsleutels.
Ook op de invulling van de referentiewinst en overwinst is een nadere toelichting wenselijk. Zo wordt de referentiewinst en de overwinst bepaald aan de hand van de winst in de zin van de Wet VPB 1969, zonder dat hierbij relevant is met welke activiteiten de bijdrageplichtige deze winst heeft behaald of wat de omvang van die winst heeft bepaald. Hierdoor kan de omvang van de solidariteitsbijdrage in het bijdragejaar bijvoorbeeld afhankelijk zijn van het gebruik van fiscale faciliteiten alsook van incidentele baten of lasten. De bijdrageplicht roept eveneens een aantal vragen op. De NOB verzoekt onder meer duidelijker aan te geven welke activiteiten meetellen en in dit kader bijvoorbeeld specifiek industriecodes te noemen.
Bron: NOB
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Vennootschapsbelasting