In een kort geding, dat was aangespannen door de verhuurder, heeft Rechtbank Limburg geoordeeld dat de huurster de woning op dit moment niet hoeft te ontruimen. Onduidelijk is namelijk wat de rechter in een al aanhangige bodemzaak gaat beslissen.
De huurster, die slachtoffer is in de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst, heeft een huurachterstand laten ontstaan. De verhuurder heeft in de bodemzaak verzocht om daarom een einde te maken aan die huurovereenkomst. Daarna is de huurachterstand verder opgelopen.
De verhuurder wil in dit kort geding dat de huurster nu al tot ontruiming overgaat. Het gaat namelijk om een sociale huurwoning, waarvoor een lange wachtlijst bestaat en de verhuurder wil de woning graag opnieuw verhuren. Ook wil de verhuurder met een ontruiming van de woning voorkomen dat de huurachterstand nog verder oploopt.
De huurster meent dat, als de rechter in de bodemzaak vindt dat er een einde moet komen aan de huurovereenkomst, hij of zij voldoende aanleiding zal zien om aan huurster een zogenaamde ’terme de grâce’ toe te kennen. Dat is een termijn van maximaal een maand, waarbinnen de huurster de volledige huurachterstand dient te betalen om huisuitzetting te voorkomen. De huurster meent dat zij daaraan kan voldoen, omdat zij binnenkort nog een fors bedrag aan extra compensatie van de overheid zal ontvangen.
De rechter komt echter niet toe aan de vraag of de bodemrechter aan de huurster een terme de grâce zal verlenen. Op 1 januari 2021 is namelijk het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening in werking getreden. In dit besluit, dat is gebaseerd op de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening, is geregeld in welke gevallen een verhuurder de contactgegevens van een huurder met een huurachterstand moet verstrekken aan de gemeente. In het kader van de zogenoemde vroegsignalering van schulden is het gewenst dat op initiatief van gemeentelijke schuldhulpverleners contact wordt gezocht met inwoners met schulden.
De rechter is van oordeel dat de verhuurder dit besluit niet heeft nageleefd. De rechter in de bodemzaak kan ervoor kiezen dit te betrekken in het oordeel of er een einde moet komen aan de huurovereenkomst. Omdat de kort-gedingrechter niet kan voorspellen wat de bodemrechter gaat doen, kan hij daarop niet vooruit lopen en wijst hij de vordering af.
Bron: Rechtbank Limburg
Informatiesoort: Nieuws