Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 23 september 2014 uitspraak gedaan in een zaak over de fiscale kwalificatie van de arbeidsrelatie van een in de thuiszorg werkzame verpleegkundige.
Deze – gediplomeerde en BIG-geregistreerde – verpleegkundige is sinds 2002 werkzaam in de thuiszorg. In 2008, het jaar waarover de in geschil zijnde belastingaanslag is opgelegd, heeft zij haar werkzaamheden in de thuiszorg verricht via vijf zorginstellingen. De verpleegkundige heeft via deze instellingen aan elf personen thuiszorg (voornamelijk 24-uurszorg) verleend.
De verpleegkundige heeft het standpunt ingenomen dat zij deze werkzaamheden in de hoedanigheid van ondernemer (ZZP-er) heeft verricht. Volgens de Belastingdienst is de verpleegkundige geen ondernemer omdat zij, kort gezegd, afhankelijk van de zorginstellingen is voor het bieden van thuiszorg.
Het gerechtshof heeft de verpleegkundige in het gelijk gesteld. Volgens het gerechtshof heeft de verpleegkundige in 2008 duurzaam, voor eigen rekening en risico en zelfstandig voor vijf opdrachtgevers (de zorginstellingen) werkzaamheden in de thuiszorg verricht, waarmee zij een substantiële omzet heeft behaald en wezenlijke ondernemersrisco's (het niet verkrijgen of ‘wegvallen' van opdrachten) heeft gelopen. Op grond hiervan moet zij volgens het gerechtshof voor de inkomstenbelastingwetgeving als ondernemer worden aangemerkt.
Bron: de Rechtspraak
3