Er is een tweede nota van wijziging en een aantal amendementen ingediend voor de Wet toekomst pensioenen. Het is nog steeds de bedoeling dat de wet op 1 januari 2023 in werking treedt. De parlementaire behandeling gaat dan ook gestaag voort. Op 9 september is een tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel ingediend.

Hierin zijn een aantal inhoudelijke wijzigingen opgenomen, maar het gaat toch vooral om technische en redactionele aanpassingen. Een inhoudelijke wijziging is bijvoorbeeld dat de verplichte voortzetting van de dekking van wezenpensioen tijdens de standaard uitloopperiode en tijdens de WW-periode wordt toegevoegd. Verder zijn er twee fiscale wijzigingen:

  1. De wettelijke bedenktijd bij expiratie van lijfrentekapitaal (art. 3.133 lid 3 Wet IB 2001) gaat voortaan ook gelden voor nettolijfrenten;
  2. Een zelfstandig ondernemer kan verplicht deelnemen aan een beroeps- of bedrijfstakpensioenfondsregeling. Voor de pensioenuitvoerder gelden renseigneringsverplichtingen (art. 22 lid 2 onderdeel n Uitv.besl. IB 2001). Er gelden straks ook renseigneringsverplichtingen als een zelfstandig ondernemer deelneemt aan een experimenteerpensioenregeling.

Verder zijn er recentelijk een aantal amendementen ingediend:

  • Amendement Palland en Ceder, Kamerstuk 36067, nr. 17: Wie gebruik maakt van de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling kan binnen de juridische kaders jaarlijks kiezen de vrijwillige voortzetting te beëindigen dan wel voort te zetten. Niet reageren betekent dat de vrijwillige voortzetting wordt beëindigd. Als dit amendement wordt aangenomen wordt dit anders: niet reageren betekent voortzetten.
  • Amendement Omtzigt, Kamerstuk 36067, nr. 18: Met dit amendement wordt een goedkeuringsprocedure voor het ‘invaren’ van bestaande aanspraken in de nieuwe pensioenregeling geïntroduceerd. Aanspraken kunnen alleen worden ingevaren als:
    • minstens 60% van de (gewezen) deelnemers die hebben gereageerd; en
    • minstens 60% van de gepensioneerden die hebben gereageerd, met de voorgestelde invaarregeling instemmen.
  • Amendement Omtzigt, Kamerstuk 36067, nr. 22: Dit amendement regelt dat wanneer de pensioenregeling niet voorziet in een partnerpensioen en de deelnemer komt te overlijden voor de pensioendatum, het tot op dat moment bestaande vermogen of kapitaal bestemd voor de uitkering van het ouderdomspensioen van die deelnemer wordt omgezet naar een vermogen of kapitaal bestemd voor de uitkering van een partnerpensioen.
    Ook wordt geregeld dat wanneer de gewezen deelnemer geen dekking uit hoofde van een partnerpensioen (meer) heeft, het tot op dat moment bestaande vermogen of kapitaal bestemd voor de uitkering van het ouderdomspensioen van die gewezen deelnemer, wordt omgezet naar een vermogen of kapitaal bestemd voor de uitkering van een partnerpensioen.
  • Amendement Omtzigt, Kamerstuk 36067, nr. 20: Dit amendement regelt dat indien de pensioenovereenkomst voorziet in een nabestaandenpensioen op risicobasis, dat die dekking niet wordt voortgezet gedurende een periode van zes maanden rechtstreeks na beëindiging van de deelneming, in plaats van drie maanden zoals nu in het wetsvoorstel staat.
    Verder wordt het mogelijk dat de sociale partners in de pensioenovereenkomst een langere uitloopperiode overeen kunnen komen.

Recent heeft ook een uitvoerig wetgevingsoverleg plaatsgevonden over de Wet toekomst pensioenen. Veel vragen die uit dit overleg zijn voortgekomen, zijn nog niet beantwoord. Een deugdelijk wetgevingsproces is natuurlijk wel wenselijk. In het gegeven dat nog niet alle vragen direct beantwoord zijn, ziet een aantal partijen reden om de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen nader op te schorten.

Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen

11

Gerelateerde artikelen