Wij lezen: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 augustus 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:5419.
Het betreft een lieve mevrouw die vrijwilligerswerkzaamheden verricht voor een adviesraad en daarvoor in het jaar 2013 een onkostenvergoeding ontvangt van € 1.534, waarvan € 1.298 betrekking heeft op het jaar 2013 en € 236 betrekking heeft op het jaar 2012.
Ter discussie staat de belastingvrije vergoeding van € 1.500 per jaar als bedoeld in art. 3.96, letter c Wet IB 2001. Deze is volgens de inspecteur overschreden met € 34. Dat is, ook in
de visie van de rechtbank, rechtens juist aangezien voornoemd wetsartikel refereert aan ‘voordelen behaald' hetgeen blijkens de parlementaire toelichting moet worden uitgelegd als ontvangen.
Vervolgens vervalt de gehele vrijstelling en moet het belastbare voordeel, op basis van de regels van goed koopmansgebruik (art. 3.25 juncto art. 3.95 Wet IB 2001) worden berekend. Dit impliceert dat het bedrag ad € 236 aan het jaar 2012 moet worden toegerekend zodat er bij mevrouw een bedrag belast is van € 1.298.
Ter terechtzitting heeft de inspecteur, overigens ten onrechte, zich ook nog beroepen op interne compensatie voor wat betreft de aftrekbaarheid van de door mevrouw gemaakte kosten.
De inspecteur wordt in deze zaak op het hoofdpunt, te weten de belastbaarheid van de vrijwilligersvergoeding, door de rechtbank in het gelijk gesteld. Juridisch gezien valt er op de uitspraak niets af te dingen.
Maar had je als Belastingdienst deze zaak nu op deze wijze moeten aanpakken? Het is waar, de wet is de wet en voor een wetswijziging moet een betrokkene zich maar tot het parlement wenden. Maar waarschijnlijk heeft deze lieve mevrouw haar vrijwilligersvergoeding over 2012, althans een deel daarvan, te laat gedeclareerd, en zij wordt nu slachtoffer van een ongelukkige wettekst.
Ondanks de uitleg van het wettelijk systeem door de rechtbank, zal mevrouw zo vermoed ik zich onrechtvaardig behandeld voelen. Was deze procedure nu nodig geweest in een situatie waarin de maatschappij een zeer groot belang heeft bij het verrichten van vrijwilligerswerk? Als de vergoedingen in de juiste jaren zouden zijn uitbetaald, dan had dit tot niet belastbaarheid geleid. Moet de Belastingdienst bij overschrijding van de norm met € 34 nu zo hard zijn in de leer? Waarom heeft niemand binnen de Belastingdienst ingegrepen en gezegd: in deze zaak moeten we een soepele oplossing vinden. Daar is de lieve mevrouw, maar ook de Belastingdienst mee gediend. En had niet op voorhand in deze de hardheidsclausule moeten worden toegepast om het op die manier helemaal niet tot een procedure te laten komen?
Als oud belastinginspecteur heb ik deze uitspraak met plaatsvervangende schaamte gelezen en gedacht: hoe is het mogelijk dat een overheid zich zo onwrikbaar opstelt.
22