Omdat X geen aangifte indient, legt de inspecteur ambtshalve een IB-aanslag 2009 op naar een inkomen van € 35.000. X dient alsnog een aangifte in. Deze vermeldt een inkomen van € 10.244. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de bewijslast terecht is omgekeerd en verzwaard. Volgens de rechtbank heeft X niet doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Daartoe is volgens de rechtbank onvoldoende de stelling van X dat de aanslag in overeenstemming met de door hem als bezwaar ingediende aangifte moet worden vastgesteld. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de inspecteur de aanslag niet naar willekeur heeft vastgesteld. Uit de door de inspecteur overgelegde loonstrook en werkgeversverklaring leidt de rechtbank af dat X naast een uitkering nog ruim € 50.000 aan loon uit een dienstbetrekking heeft genoten. Dat deze documenten zouden zijn vervalst acht de rechtbank niet aannemelijk.
Hof Amsterdam (MK III, 10 juli 2014, 12/01137, V-N 2014/44.1.2) oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de bewijslast is omgekeerd en verzwaard. Ook heeft de inspecteur zich volgens het hof redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het inkomen eerder te laag dan te hoog is geschat. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e