Het besluit van 12 juli 2010, nr. DGB2010/2154M (V-N 2010/36.2) betreffende de deelnemingsvrijstelling is geactualiseerd. Het besluit geeft een nadere invulling aan de wetsartikelen die betrekking hebben op de deelnemingsvrijstelling en de deelnemingsverrekening. Het besluit is aangepast in verband met verduidelijkingen en het innemen van nieuwe standpunten in diverse onderdelen. Ook zijn er onderdelen vervallen en redactionele wijzigingen aangebracht. Het besluit treedt in werking op 24 februari 2017 maar werkt terug tot en met 20 januari 2017.
Zo bijvoorbeeld luidt het nieuwe onderdeel 1.9.1 betreffende de beleggingsdeelneming met betrekking tot de Interest Charge-Domestic International Sales Corporation als volgt:
In de Verenigde Staten van Amerika kan een vennootschap onder bepaalde voorwaarden opteren om als Interest Charge-Domestic International Sales Corporation (hierna: IC-DISC) te worden aangemerkt. Als een belastingplichtige een belang in een IC-DISC heeft, worden de aandelen in deze IC-DISC – doorgaans – ter belegging gehouden. Veelal zal er ook geen sprake zijn van een kwalificerende beleggingsdeelneming, omdat de IC-DISC niet aan een belasting naar de winst is onderworpen die resulteert in een naar Nederlandse maatstaven reële heffing en de bezittingen van de IC-DISC – doorgaans – voor 50% of meer uit laagbelaste vrije beleggingen bestaan. De deelnemingsvrijstelling is in deze situaties dus niet van toepassing op het belang in de IC-DISC. Daarentegen is artikel 13a Wet Vpb van toepassing als de belastingplichtige een belang van 25% of meer in de IC-DISC heeft en de bezittingen van de IC-DISC voor meer dan 90% uit laagbelaste vrije beleggingen bestaan.
Lees ook het thema Deelnemingsvrijstelling: Onbelaste inkomsten uit dochtervennootschappen
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 24 februari