De heer X werkt als administrateur in loondienst bij C bv. Enig aandeelhouder en directeur van deze bv is de heer D. Begin 2004 richten X en D een beleggingsmaatschap op. D heeft hierin een winstaandeel van 75% en X van 25%. De maatschap koopt vervolgens bosgrond aan voor € 425.500. Nog hetzelfde jaar wordt de grond doorverkocht voor € 1.000.000 aan een koper, die de grond nodig heeft als natuurcompensatie voor een naburig bouwproject. Het winstaandeel van X is ruim € 100.000. In geschil is de aan X opgelegde ib/pvv-navorderingsaanslag over 2004.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat geen sprake was van een lange termijnbelegging die door een "gelukje" snel en veel winst opleverde. De transactie was namelijk voorbereid door de heer E. Deze zogenaamde "neutrale" vastgoedbemiddelaar wist dat de koper de grond nodig had. E streek door middel van een gefingeerde bemiddelingsnota ook een deel van de winst op. De inspecteur heeft een nieuw feit, ondanks dat er geen vragen aan X waren gesteld over diens plotselinge vermogensgroei, zoals blijkend uit de aangifte over 2004. Het doet er ook niet toe dat de Belastingdienst afdeling Registratie & Successie door middel van een renseignering op de hoogte was van de transactie. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.