Belanghebbende X, was gehuwd met onderneemster Y. In 2008 is het huwelijk ontbonden. De woning behoorde tot de gemeenschap van goederen. Bij rechterlijk vonnis was bepaald dat X recht had op alimentatie en dat hij de woning mocht gebruiken. Y betaalde vanaf januari 2009 t/m oktober 2009 aan X maandelijks alimentatie plus de kosten en lasten van de woning. In oktober 2009 besliste Rechtbank Leeuwarden dat Y € 1.580 per maand aan X moest betalen. Toen Y in juli 2010 om een wijziging van dit bedrag vroeg resulteerde dit in een vaststellingsovereenkomst. Hierin stond dat X zou meedelen in de opbrengst van de woning en dat voor Y de alimentatieverplichtingen vervielen. Y nam in haar aangifte IB 2010 een aftrekpost op van aan X betaalde alimentatie van € 51.336 (m.b.t. de alimentatie over de jaren 2010, 2011 en 2012). De inspecteur stelt dat de alimentatieverplichting van Y is komen te vervallen en dat X de alimentatie door verrekening in 2010 heeft genoten en legt X een navorderingsaanslag op.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X op het moment van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst een schuld heeft aan Y van ruim 64.000 en dat X recht heeft op een bedrag aan alimentatie van vergelijkbare omvang, waarvoor hij Y volledige kwijting verleent. Volgens het hof betekent dit dat X de te vorderen alimentatie, voor zover Y die nog niet had betaald, in 2010 door verrekening heeft genoten. De correctie is door de inspecteur op een te laag bedrag berekend, zodat de aanslag eerder te laag dan te hoog is vastgesteld. Het Hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.100
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 25 februari