X is het niet eens met de WOZ-waarde van zijn bungalow. Rechtbank Den Haag stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 455.000 (was € 462.000). De heffingsambtenaar berust in deze waarde, maar X gaat in hoger beroep en bepleit daar een waarde van € 435.788. Tot de onroerende zaak behoort een als jollenhelling dan wel steiger aangeduide houten constructie (de houten constructie). De houten constructie is op drie punten bevestigd aan de damwand waarop zij ligt en loopt naar het water toe iets af. De houten constructie heeft een oppervlakte van 15 m². De heffingsambtenaar heeft de houten constructie in de waardebepaling betrokken voor € 5.000.
Hof Den Haag oordeelt dat als alleen de woningeigenaar in hoger beroep gaat de bewijslast dat de WOZ-waarde verder moet verlaagd op hem rust. Nu de heffingsambtenaar geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld, rust de bewijslast dat de door de rechtbank vastgestelde waarde te hoog is op X. In dit geval heeft X een lagere waarde niet aannemelijk gemaakt. Daarbij overweegt het hof dat de houten constructie op de damwand een gebouwd eigendom is in de zin van art. 16 Wet WOZ en daarom terecht in de waardebepaling en heffing is betrokken. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Wet waardering onroerende zaken 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 31 juli