Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur met betrekking tot de aftrek van de premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn onderzoeksplicht schendt en daarmee een ambtelijk verzuim begaat dat aan navordering in de weg staat.
X sluit een arbeidsongeschiktheidsverzekering af. Hij wil de eventuele toekomstige uitkeringen zonder belastingheffing ontvangen. Op het polisblad van de verzekering staat dat geen aftrek van de premies in box 1 mogelijk is. In zijn aangiften IB/PVV 2016 t/m 2019 brengt X de betaalde premies toch als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aftrek. Het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst signaleert dat de door X afgetrokken premies niet in overeenstemming zijn met de door de verzekeraar gerenseigneerde gegevens. Op basis van werkafspraken binnen de Belastingdienst is op grond van deze signalering geen nader onderzoek ingesteld voor de jaren 2016 t/m 2018. De inspecteur stelt wel nader onderzoek in naar de juistheid van de aangifte 2019 en wijkt af van de aangifte. Voor de jaren 2016 t/m 2018 legt de inspecteur navorderingsaanslagen op. In geschil is onder andere of sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur met betrekking tot de aftrek van de premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn onderzoeksplicht schendt en daarmee een ambtelijk verzuim heeft begaan dat aan navordering in de weg staat. De navorderingsaanslagen IB/PVV 2016 t/m 2018 worden vernietigd. De aanslag IB/PVV 2019 blijft in stand. De aftrek van uitgaven voor inkomensvoorzieningen over het jaar 2019 is terecht geweigerd.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 3.124
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 19 februari
Informatiesoort: VN Vandaag